ik vrees de twijfel die twijfelloos aan me vreet,
hoe hij zich plots parkeert voor de op mij afstormende muren
mijn hartslag, een verstekeling op het achtersteven van het leven,
zoals de zwerfkei wachtend op z’n ijstijd
klotsen, rollen, stoten, ik zie het al gebeuren,
pijnlijk weinig raad wetend met de jaren voor de deur
reis, vlieg, land, zoek, graaf, produceer ik maar wat
terwijl twee uitgeputte longen eindeloos schoppen tegen zere benen
en mijn gapend hart - getergd door de duur - zich stiekem jaren jonger wenst,
scheuren oneerlijk diepe groeven steeds een beetje verder, kraken mijn botten bij elke minuscule buiging
want ik wil best houden van, maar van wat?
een glimlach, de tijd die ik nog heb?
reis lachend naar het einde, fluistert de stemmige stilte in mijn oor
en omhels daar alles wat je vreest
vergeet waar je ogen zich steeds voor sluiten, je leven wordt toch nooit een feest
voor al die kleine dromen die mij soms (maar nooit voor lang) bezoeken
blijf ik ademen
en ja, ik voel de hoop, die zich elke nieuwe dag kansloos vooruitduwt
maar beneveld door de twijfel uiteindelijk genadeloos neershuttled
nog ruim voor mijn laatste adem
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten